mode
Prentkunstenaars die het eigentijdse Parijse stadsleven wilden afbeelden, richtten zich nadrukkelijk op de kleding van hun figuren.
De dichter en criticus Charles Baudelaire had in zijn beroemde essay ‘Le Peintre de la vie moderne’ uit 1863 juist dit motief aangewezen als het ultieme symbool van moderniteit.
Mode had een vluchtig en tijdelijk karakter en kon daardoor dienen als spiegel van het tijdperk.
-
De Parisienne: ultiem modebeeld
Baudelaire beschreef lyrisch het visioen van een vrouwelijke passant op de Parijse boulevards, waarbij vrouw en kleding een onlosmakelijke harmonie vormden.
De prentkunstenaar Henry Somm specialiseerde zich in dit onderwerp, bijvoorbeeld in zijn ets La Parisienne.
Met dergelijke prenten beeldde hij niet zozeer een individuele vrouw af maar een type dat internationaal tot de verbeelding sprak.
Warenhuizen en couturiers speelden handig in op deze mythe rond de Parisienne om hun mode en andere consumptiegoederen te adverteren.
-
Het zwarte uniform van de man
Terwijl de mode voor vrouwen gevarieerd en grillig was, was de mannenkleding opvallend eenvormig en stabiel.
De Parijzenaar die geen fysiek werk hoefde te doen, kleedde zich in een zwart kostuum met een overjas en hoge hoed. Félix Vallotton maakte in zijn houtsneden slim gebruik van de grafische mogelijkheden van dit donkere silhouet.
Zo gaf hij een Knokpartij weer als een zwarte kluwen waar hier en daar hoofdjes en handen uitsteken.
Verder lezen
Emile Zola, Au Bonheur des dames, Parijs 1883
Ruth Iskin, Modern Women and Parisian Consumer Culture in Impressionist Painting, Cambridge 2007
Gloria Groom, Impressionism, Fashion & Modernity, New Haven 2012