Beginnend kunstenaar
Vincents ouders waren niet blij met zijn keuze voor het kunstenaarsbestaan. Dat weerhield hem er gelukkig niet van om hard te werken.
Biografie, 1873 -1881
Vincent heeft lang gezocht naar zijn bestemming in het leven. Hij probeerde verschillende banen, van kunsthandelaar tot schoolmeester en lekenprediker. Uiteindelijk vond Vincent zijn roeping met behulp van zijn jongere broer Theo.
In Londen bezocht Vincent in zijn vrije tijd beroemde musea, zoals het British Museum en The National Gallery. Daar bewonderde hij onder andere werk van ‘boerenschilders’ als François Millet en Jules Breton. Verder las hij van alles, van museumgidsen en tijdschriften tot literatuur en poëzie.
In 1875 werd hij overgeplaatst naar Parijs en ging hij zich steeds meer bezighouden met religie. De brieven die hij in die tijd aan Theo schreef, staan vol Bijbelcitaten en beschrijvingen van kerkdiensten en preken.
Ondanks zijn belangstelling voor kunst vond Vincent het werk in de kunsthandel steeds minder interessant. Zijn werkgevers bij Goupil waren dan ook steeds minder tevreden over hem. In 1876 werd hij ontslagen.
Na zijn ontslag bij Goupil ging Vincent terug naar Engeland. Daar werkte hij, onbetaald, als hulpleraar op een jongenskostschool in Ramsgate. In Isleworth bij Londen vond hij tenslotte een betaalde baan, bij een kostschool van een dominee. Hij mocht er preken op de school zelf, en ook in dorpen in de omgeving. Toch was het een baan met weinig vooruitzichten. Kerstmis 1876 bracht Vincent door bij zijn ouders in Brabant. Op advies van zijn vader keerde hij niet naar Engeland terug.
Na een voorzet van zijn oom Cent kon Vincent in januari 1877 aan het werk als bediende in een boekhandel in Dordrecht. Opnieuw begon hij zich meer en meer met religie bezig te houden. Zijn ouders maakten zich grote zorgen: Vincent was al 24 en had nog steeds geen duidelijke bestemming in het leven. Na een paar maanden vonden ze het goed dat hij theologie wilde gaan studeren. Omdat hij zijn school niet had afgemaakt, moest hij daarvoor wel eerst staatsexamen doen.
Een jaar lang woonde Vincent in huis bij een oom in Amsterdam. Bij de voorbereiding op het staatsexamen en de studie theologie kreeg hij hulp van een andere oom, die predikant was. Maar alle steun van zijn familie leidde uiteindelijk tot niets: Vincent miste de discipline om te studeren. Hij dwaalde liever rond door de stad en maakte lange wandelingen. Zijn oom de predikant adviseerde hem uiteindelijk met de studie te stoppen.
Een jarenlange opleiding was aan Vincent niet besteed, maar toch wilde hij graag God dienen. Na zijn vertrek uit Amsterdam vond hij een nieuwe bestemming in België. In het mijngebied van De Borinage kon hij aan de slag als ‘lekenprediker’. Hij gaf les, bezocht zieken en las voor uit de Bijbel.
'Het is een sombere plek en bij t’eerste gezigt heeft alles in den omtrek iets akeligs en doodsch. De arbeiders aldaar zijn meestendeels lieden vermagerd en verbleekt door de koorts en zien er vermoeid en uitgemergeld uit, verweerd en vroegtijdig verouderd, de vrouwen vaal en verlept evenzeer over ’t algemeen.'
Vincent aan Theo, Petit-Wasmes, tussen 1 en 16 april 1879
In de Borinage leefde Vincent midden tussen de mijnwerkers, op dezelfde manier als zij: in armoede. Hij sliep op de vloer en gaf al zijn bezittingen weg. Door die grote betrokkenheid werd hij al gauw ‘De Christus van de kolenmijn’ genoemd. Toch slaagde hij niet in de opdracht een hechte geloofsgemeenschap bij elkaar te krijgen. Zijn contract werd niet verlengd.
In brieven aan zijn broer Theo maakte Vincent regelmatig schetsjes. Soms stuurde hij een tekening mee van wat hij had gezien. Uiteindelijk leidde dat tot een belangrijke ommekeer in zijn leven: Theo adviseerde hem meer met tekenen te gaan doen. Vincent raakte ervan overtuigd dat hij als kunstenaar God óók kon dienen.
In oktober 1880 verhuisde hij naar Brussel. Daar werkte hij aan zijn tekentechniek en kwam hij in contact met andere kunstenaars. Omdat hij geen betaald werk had, kreeg hij af en toe geld van Theo.
'Van Pa hoorde ik dat zonder dat ik hiervan wist gij mij reeds geld gezonden hebt en zoodoende mij krachtdadig helpt om vooruit te scharrelen. Ontvang mijn hartelijken dank daarvoor.'
Vincent aan Theo, Brussel, 2 april 1881