De ochtendsessies waren gewijd aan het perspectief en de schilderwijze van de Zonnebloemen. ’s Middags lag de focus op imaging, verkleuring en restauratie.
De ochtend ging van start met een presentatie van Costanza Miliani, senior onderzoeker bij de National Research Council - Institute of Molecular Science and Technologies in het Italiaanse Perugia.
Haar lezing ging over MOLAB (Mobile LABoratory), een Europese samenwerking die onderzoeksprojecten op het gebied van erfgoed voorziet van mobiele apparatuur. MOLAB biedt een unieke verzameling van geavanceerde mobiele onderzoekstechnieken die beschikbaar worden gesteld door vijf Europese instellingen.
Zonnebloemen is twee keer met MOLAB onderzocht:
- Ten eerste: spectroscopic point analysis werd toegepast ter aanvulling op de MA-XRF-kaarten van de elementen om informatie te verzamelen over de kleuren.
- Ten tweede: nieuw toegevoegde methoden, bijvoorbeeld Vis-hyperspectral imaging, hebben een beter beeld opgeleverd van de chemische samenstelling van de groene, oker-oranje en paarse tonen in het schilderij.
Nienke Bakker, senior conservator van het Van Gogh Museum, hield een lezing over de Zonnebloemen in perspectief. Vincent van Gogh schilderde vijf versies van zijn iconische Zonnebloemen. In totaal maakte hij tussen 1887 en 1889 elf schilderijen van zonnebloemen: vier in Parijs en zeven in het Zuid-Franse Arles.
Nienke ging in de lezing in op:
- het ontstaan van de reeks, de betekenis van zonnebloemen voor Van Gogh, die schreef: ‘(...) dan heb ik inderdaad eerder dan anderen de zonnebloem gekozen’;
- het verband tussen zijn Zonnebloemen-schilderijen en zijn vriendschap met Paul Gauguin;
- Van Goghs eigen visie op deze werken.
Catherine Higgitt, hoofdonderzoeker bij de National Gallery in Londen, hield een lezing over de Londense Zonnebloemen. Ze presenteerde de resultaten van het technische onderzoek waarmee:
- de pigmenten die op het doek zijn geïdentificeerd konden worden gekoppeld aan de beschrijvingen van Van Goghs verf in zijn brieven;
- de conditie van het Londense schilderij beter beoordeeld kon worden, in het bijzonder de gevolgen van kleurverandering en daarmee ook van Van Goghs oorspronkelijke bedoeling met het werk;
- rijkere materiaal-technische, tonale en stilistische vergelijkingen konden worden gemaakt met de Amsterdamse Zonnebloemen.
De volgende spreker was Ella Hendriks, hoogleraar conservering en restauratie van cultureel erfgoed aan de Universiteit van Amsterdam. Zij vertelde over het schilderproces van de Amsterdamse Zonnebloemen. Uitgebreid onderzoek van de Zonnebloemen heeft kennis opgeleverd over verschillende stadia in het werkproces van de kunstenaar:
- het maken van de drager voor het doek;
- de eerste houtskoolschets;
- het kleurenpalet;
- het mengen en opbrengen van de kleuren;
- de textuur van de verf en de penseelvoering;
- het houten latje dat Van Gogh tijdens het schilderproces aan de bovenzijde van het doek vastmaakte.
Het Amsterdamse werk is niet simpelweg een kopie van het originele werk uit Londen. Van Gogh gebruikte een ander kleurenpalet, hij mengde de verf op een andere manier en bracht die op een andere manier op het doek aan om een meer gestileerde weergave en een grotere decoratieve eenheid te bereiken.
Vervolgens ging Ella Hendriks in op de restauratie van de Amsterdamse Zonnebloemen, van vroeger tot nu. Het werk is twee keer intensief behandeld, namelijk in 1927 en in 1961 door de Nederlandse restaurator Jan Cornelis Traas (1898-1984). Traas was de belangrijkste restaurator van de schilderijencollectie van de familie Van Gogh.
Omdat Traas geen verslagen van zijn restauraties bijgehouden lijkt te hebben is met grondig technisch en wetenschappelijk onderzoek achterhaald welke behandelingen hij precies heeft uitgevoerd aan de Zonnebloemen. Op basis van deze inzichten zijn conclusies getrokken over de conditie van het schilderij en is een restauratiestrategie voor de toekomst geformuleerd.
Door de vroegere ingrepen zijn de mogelijkheden voor nieuwe behandelingen beperkt. Per saldo gaat de voorkeur sterk uit naar preventieve conservatie met beperkte maatregelen.
De middag werd ingeluid door Koen Janssens, professor aan de Universiteit van Antwerpen. Zijn lezing was getiteld Emerging vs already established methods for non-invasive imaging of paintings, en ging in op huidige en toekomstige methoden voor niet-invasieve imaging van geschilderde kunstwerken op drie verschillende lengteschalen, waarbij hij de sterke en zwakke punten van elke methode belichtte.
- Allereerst is er de macro- of meterschaal, de lengteschaal waarmee de kunstenaars zelf werkten.
- Ten tweede is er het microscopisch niveau, vooral gebruikt bij dwarsdoorsneden van verfdeeltjes.
- Ten derde is er de lengteschaal waaraan nog relatief weinig aandacht is geschonken met betrekking tot de analyse van schildersmaterialen, namelijk de nanometerschaal.
De volgende spreker was Letizia Monico, onderzoeker bij het Center of Excellence SMAArt van de Universiteit van Perugia en het National Research Council - Institute of Molecular Science and Technologies in Perugia. Zij ging in op chemische reacties en kleurveranderingen, voornamelijk van geraniumlak en chroomgeel.
Kleurverandering ten gevolge van chemische reacties in geraniumlak en chroomgeel is een interessant en complex onderwerp, en relevant voor een aantal schilderijen van Van Gogh, waaronder de Amsterdamse Zonnebloemen.
Monico beschreef hoe niet-invasieve onderzoeksmethoden op macroniveau, gecombineerd met geavanceerd micro-analytisch onderzoek van dwarsdoorsneden en kunstmatig verouderde reconstructies, kennis hebben opgeleverd over veranderingen in de chemische samenstelling van zowel geraniumlak als chroomgeel op bepaalde plekken op het schilderij.
Er zijn een aantal belangrijke factoren geïdentificeerd die het verouderingsproces van pigmenten versnellen. Met deze informatie kunnen gerichte preventieve maatregelen worden getroffen voor de toekomst.
Muriel Geldof is specialist conservering en restauratie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Charlotte Caspers is kunstenaar en conservator schilderijen. Zij gingen verder met Searching for colour by painting a reconstruction of Van Gogh’s Sunflowers.
Zonnebloemen is in de loop der tijd aanzienlijk verkleurd. Dit wordt veroorzaakt door twee vernislagen, vuil op het oppervlak en de aanwezigheid van lichtgevoelige rode en gele verf. Om een indruk te krijgen van hoe het schilderij er vlak na de voltooiing moet hebben uitgezien is op basis van informatie uit verschillende onderzoeksprojecten een deel van het werk gereconstrueerd.
Voor de kleuren in de reconstructie zijn dezelfde soort pigmenten gebruikt als in het originele schilderij, zoals geïdentificeerd in het REVIGO-project (REassessing VIncent van GOgh). Het eerste deel van de lezing ging in op de factoren die hebben bijgedragen aan kleurveranderingen, het tweede deel op het praktische schilderproces.
Bekijk ook de video op YouTube over de kleurenreconstructie.
In deze dubbele presentatie werden de bovenste lagen van de Zonnebloemen beschreven. De sprekers waren:
Klaas-Jan van den Berg, professor in de chemische aspecten van conservering en restauratie van cultureel erfgoed aan de Universiteit van Amsterdam.
Piotr Targowski, professor in optica en informatica aan de Nicolaus Copernicus Universiteit in Toruń
Magdalena Iwanicka, conservator, restaurator en onderzoeker aan het Instituut voor Conservatiewetenschappen van de Nicolaus Copernicus Universiteit in Toruń.
Allereerst werd uitgelegd hoe OCT-tomogrammen kunnen worden geïnterpreteerd en werd een selectie van de resultaten besproken. Vervolgens werd een algemeen overzicht van de stratigrafie van de bovenste vernislaag gepresenteerd en werden aanwijzingen besproken dat de verflagen op bepaalde plekken zijn aangetast. Uit onderzoek is gebleken dat het schilderij twee alkydvernislagen bevat, aangebracht tijdens de behandeling van het schilderij in 1961, en restanten van een damarharsvernis, aangebracht in 1927 en verwijderd in 1961.
De laatste spreker van de dag was René Boitelle, senior conservator bij het Van Gogh Museum. Hij vertelde meer over de restauratiebehandeling van de Zonnebloemen van Van Gogh.
Uit het recente onderzoek van de Zonnebloemen is gebleken dat de conditie van het schilderij te lijden heeft gehad onder de restauraties uit het verleden. Vroegere ingrepen kunnen niet meer veilig ongedaan worden gemaakt, de gevolgen ervan kunnen niet meer worden teruggedraaid; dit gegeven moeten we accepteren als deel van de geschiedenis van het schilderij. Het beperkt de mogelijkheden voor toekomstige behandelingen.
Er werd een bescheiden maatregel voorgesteld om het uiterlijk van het schilderij te verbeteren. Hierbij werd een storende waslaag op het oppervlak verwijderd en bovenop de bestaande vernislaag werd een aantal nieuwe retouches aangebracht om oude, verkleurde retouches te verbergen.