Revigo Tekeningen
Lees de resultaten van het onderzoek naar verkleuring in Van Gogh's tekeningen
Hoe zagen de schilderijen van Van Gogh eruit kort nadat hij ze had geschilderd? Dat werd onderzocht in REVIGO. Wat blijkt? Van Goghs gedurfde kleurgebruik was oorspronkelijk nóg feller.
‘Alle kleuren die door het impressionisme in de mode zijn gebracht, zijn onstabiel’, schreef Van Gogh vanuit Arles aan zijn broer Theo, en hij onderstreepte de zin om de ernst van de zaak te benadrukken. ‘Reden te meer’, zo vervolgde hij, ‘om ze onverschrokken te fel te gebruiken, door de tijd zullen ze toch alleen maar afzwakken.’ (brief 595). Gelijk had hij.
Om beter te begrijpen in welke mate zijn kleuren aan kracht hebben ingeboet, werd vier jaar geleden het onderzoeksproject REVIGO (REassessing VIncent van GOgh) gestart. De ironie wil dat Van Gogh die bewuste brief schreef met een paarse inkt die al net zo instabiel was als bepaalde pigmenten waarmee hij schilderde. Met diezelfde inkt maakte hij ook enkele tekeningen die dramatisch zijn verkleurd en verbleekt. Ook dat is in het REVIGO project onderzocht.
Tijdens dit project hebben we een enorme hoeveelheid kennis verworven over het verkleuren van pigmenten en hoe de kleurbalans in Van Goghs Franse werk is verstoord of aangetast. Toch zijn nog lang niet alle vragen opgelost. Om Van Goghs gedurfde kleurgebruik beter in context te kunnen plaatsen zal het onderzoek naar verkleuring daarom na REVIGO doorgaan. Want het blijft een raar idee dat zijn schilderijen, die ook nu nog tot de kleurrijkste in de kunstgeschiedenis behoren, oorspronkelijk een aanzienlijk tandje feller waren.
Lees het uitgebreide verslag met resultaten van REVIGO schilderijen PDF, 835,4 kB
Muriel Geldof (RCE), Frank Ligterink (RCE), Art Proaño Gaibor (RCE), Birgit Reissland (RCE), Han Neevel (RCE), Luc Megens (RCE), Eric Kirchner (AkzoNobel), Ivo van der Lans (AkzoNobel), Teio Meedendorp (Van Gogh Museum), Louis van Tilborgh (Van Gogh Museum), Kathrin Pilz (Van Gogh Museum), Ella Hendriks (Van Gogh Museum/Universiteit van Amsterdam), John K. Delaney (National Gallery of Art, Washington) en Koen Janssens (Universiteit van Antwerpen).