De behandeling ging in november 2023 van start en heeft ruim een jaar in beslag genomen. Uit een factuur van de restaurator J.C. Traas in het archief van het Van Gogh Museum weten we dat de betreffende vernislaag in 1933 werd aangebracht.
Van Gogh zelf koos er bewust voor om geen vernis op zijn schilderij aan te brengen, omdat hij de voorkeur gaf aan een mat verfoppervlak. In 1933 was het echter gebruikelijk om schilderijen los van de intentie van de kunstenaar van een glanzende vernislaag te voorzien.
Het doel van de vernisafname was dus om deze ongewenste, glanzende laag weer te verwijderen. Daarnaast was de inmiddels bijna 100 jaar oude vernis door veroudering van het materiaal vergeeld, waardoor hij als een warme, gele filter over de voorstelling lag. Door de dikte van de vernislaag was tevens de scherpe textuur van Van Goghs penseelstreken minder goed te zien.
Door het verwijderen van de vernis zouden de heldere koele kleuren, de oorspronkelijke textuur van de toetsen en het matte verfoppervlak met subtiele glansverschillen weer zichtbaar worden voor de kijker. Zo komt het schilderij weer dichter in de buurt bij hoe Van Gogh het zelf voor ogen had.
Het aanbrengen van de vernis in 1933 was waarschijnlijk binnen een kwartiertje gedaan. Het verwijderen ervan duurde echter vele malen langer. Restaurator Kathrin Pilz zegt over de behandeling: ‘De vernisafname was een tijdrovend proces omdat ik vanwege het kwetsbare verfoppervlak alleen met heel fijn gereedschap (microtools) en onder de microscoop kon werken. Van Gogh bracht de verf grotendeels als dikke toetsen aan – we noemen dat impasto – waardoor de vernis bijvoorbeeld ook uit alle kuiltjes verwijderd moest worden.’