Vincent van Gogh was zeker gelovig, al veranderden zijn opvattingen wel na verloop van tijd. Als domineeszoon werd hij natuurlijk christelijk opgevoed.
Zijn vader was predikant van de Hervormde Kerk en behoorde tot de gematigde, liberale kant. Vincent wilde eerst nog in zijn voetsporen treden, maar hij ontdekte al snel dat hun opvattingen sterk verschilden. Geloof moest niet voortkomen uit doctrines, voor Vincent was het gebaseerd op menselijke gevoelens, en dan vooral op de gevoelens van mensen uit de sociaal lage milieus (arbeiders en boeren).
Uiteindelijk bedacht Vincent dat de natuur en de geschiedenis van de mensheid samen ‘God’ symboliseren. Niet een nader bepaalde god, maar 'iets daarboven' - iets dat niet benoemd kan worden. Een heel moderne opvatting eigenlijk.