Eigenzinnig artiest
Guilbert legde zich vanaf 1890 toe op het vertolken van chansons van eigentijdse liedjesschrijvers als Aristide Bruant en waagde zich soms ook zelf aan het schrijven van een lied.
Ze was niet knap en had een slechte zangstem, maar buitte haar tekortkomingen handig uit om zich te onderscheiden van haar opgepoetste collega-artiesten. Tijdgenoten noemde haar een diseuse, omdat ze de liedjes sterk articulerend sprak in plaats van zong.
Karikatuur als handelsmerk
Met haar pregnante stem ‘doorboort ze de nevel van rook, alcoholwalmen en adem’, schreef de criticus Gustave Geffroy in Yvette Guilbert, een kunstenaarsboek van Toulouse-Lautrec. De karikaturale prenten tonen de zangeres gehuld in de haar kenmerkende lange jurk en handschoenen.
In plaats van Guilberts minpuntjes te verdoezelen, overdreef Lautrec juist haar lange lichaam en spichtige gezicht om haar individualiteit te benadrukken.

Henri de Toulouse-Lautrec, Kunstenaarsboek Yvette Guilbert van Gustave Geffroy, 1894

Henri de Toulouse-Lautrec, Yvette Guilbert, 1893
Verder lezen
- Yvette Guilbert, La chanson de ma vie (mes mémoires), Parijs 1927
- Jacques Paul Dauriac et al., Yvette Guilbert, diseuse fin de siècle, tent.cat., Albi (Musée Toulouse-Lautrec) 1994
- Richard Thomson et al., Toulouse-Lautrec and Montmartre, Washington 2005