Onderzoek naar Vincent van Goghs beroemde Zonnebloemen in het Van Gogh Museum heeft veel nieuwe gegevens opgeleverd over de conditie van het schilderij en de materialen die Van Gogh gebruikte. Een van de conclusies is dat het schilderij stabiel is maar kwetsbaar. Axel Rüger, directeur Van Gogh Museum: “Om die reden hebben we besloten dat Zonnebloemen niet meer op reis gaat. Dit topstuk uit de collectie blijft voortaan thuis in Amsterdam, waar iedereen het dagelijks kan komen bewonderen.”
Zonnebloemen is sinds 11 januari in het restauratieatelier van het museum voor een lichte restauratie. Het is de laatste fase van een uitvoerig onderzoek naar de conditie van het schilderij. Een internationaal team van specialisten onderzocht Zonnebloemen in Amsterdam met de nieuwste technieken om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over het doek, de grond- en verflagen en de eerdere restauraties die het werk heeft ondergaan. Het doel was erachter te komen welke materialen Van Gogh gebruikt heeft, wat de conditie van het schilderij is, of een restauratie nodig en mogelijk is, en wat gedaan kan worden om het schilderij zo goed mogelijk te bewaren voor de toekomst.
Niet meer reizen
Dankzij het onderzoek is duidelijk wat de huidige conditie van het schilderij is en wat nu, 130 jaar nadat het schilderij is gemaakt, gedaan moet worden om het te behouden voor toekomstige generaties. Rüger: “Een belangrijke conclusie van het onderzoek is dat de grond- en verflagen stabiel zijn, maar zeer gevoelig voor trillingen en veranderingen in luchtvochtigheid en temperatuur. Het is dus van belang dat het schilderij zo min mogelijk wordt verplaatst en in een stabiel klimaat hangt. Om geen enkel risico te nemen heeft het museum besloten Zonnebloemen voortaan niet meer te laten reizen.” Voorheen werd het topstuk ook al slechts bij hoge uitzondering uitgeleend, in het 47-jarig bestaan van het museum maar zes keer. De laatste keer was in 2014: toen reisde het schilderij naar The National Gallery in Londen om naast de Zonnebloemen uit die collectie getoond te worden nadat de twee versies samen in het Van Gogh Museum te zien waren geweest.
Internationaal team van experts
Het onderzoek vond vanaf 2016 plaats onder leiding van toenmalig senior restaurator Ella Hendriks (nu Professor of Conservation and Restoration of Cultural Heritage aan de Universiteit van Amsterdam), in samenwerking met experts van de universiteiten van Antwerpen, Perugia en Torun (Polen) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zonnebloemen is bestudeerd met de nieuwste onderzoekstechnieken, waarbij het schilderij niet meer naar de apparaten hoefde te reizen, maar de mobiele apparatuur overal vandaan naar het schilderij werd gebracht. Het gebruik van dit MOLAB platform is mogelijk gemaakt dankzij de financiële steun van het Horizon 2020 programma van de EU, via het IPERION CH project. De mobiele apparatuur heeft geleid tot een completer en beter begrip van hoe het schilderij gemaakt is en wat zijn huidige conditie is.
Vijf versies, toegevoegd latje en herkomst doek
Zonnebloemen is een van de meest bekende schilderijen van Vincent van Gogh. Hij schilderde vijf versies van een grote bos zonnebloemen in een vaas, die nu in musea over de hele wereld hangen. Het werk in het Van Gogh Museum dateert uit januari 1889 en is gebaseerd op het schilderij uit de zomer van 1888 dat zich in The National Gallery in Londen bevindt. De recente studie bevestigt dat, want de opbouw van de compositie van het schilderij in het Van Gogh Museum laat zien dat de kunstenaar van tevoren precies wist hoe die moest worden. Ook staat nu vast dat het geel geschilderde latje, vastgemaakt aan de bovenzijde van het doek, een oorspronkelijke uitbreiding van de compositie is en dus door Van Gogh zelf toegevoegd tijdens het schilderproces. Door computeranalyses van het weefselpatroon kunnen we de herkomst van het doek waarop de Zonnebloemen is geschilderd herleiden tot een bepaalde rol linnen, en weten we welke andere schilderijen gemaakt zijn van stukken doek die Van Gogh knipte uit dezelfde rol.
Verkleuring
Het onderzoek heeft gedetailleerde kennis opgeleverd over de kleuren en kleurmengingen die Van Gogh heeft gebruikt en het natuurlijke verouderingsproces van de verf. De oorspronkelijke kleurnuances zijn nu gedeeltelijk verloren als gevolg van de effecten van verkleuring. Ella Hendriks: “We weten nu dat de kleurverandering in de Zonnebloemen vooral wordt veroorzaakt door het verbleken van een bepaald type rode verf (geraniumlak) en het verdonkeren van een bepaald type gele verf (chroomgeel).” Mede op basis van deze inzichten is de belichtingsnorm in het museum verder aangescherpt: het maximum toegestane belichtingsniveau is reeds twee derde gereduceerd en teruggebracht van 150 naar 50 lux. Ook zijn nieuwe ledlampen met een relatief lage uitstraling in het violet-blauw-groen gedeelte van het lichtspectrum geïnstalleerd.
Vernis en retouches
Ella Hendriks: “Ook hebben we veel meer inzicht gekregen in de verschillende restauraties die het werk heeft ondergaan en wat daar de gevolgen van zijn. Op het schilderij bevinden zich meerdere vernislagen, die alle later zijn aangebracht, dus niet door Van Gogh zelf. Deze vernislagen zijn vuil en vergeeld maar kunnen niet verwijderd worden omdat de verf- en vernislagen op sommige plekken met elkaar vermengd zijn geraakt. Op de vernislagen is later plaatselijk een waslaag aangebracht om de verf te fixeren en tegelijkertijd een matter oppervlak te creëren.”
Bij de huidige restauratiebehandeling wordt deze waslaag, die eind jaren 1990 is aangebracht en in de loop der tijd een mat, wittig karakter heeft gekregen, verwijderd. Ook worden enkele verkleurde retouches van een eerdere restauratie onder de loep genomen. Omdat deze oude retouches niet verwijderd kunnen worden aangezien ze onder de vernislaag zitten, worden nieuwe retouches over de oude aangebracht.
Tentoonstelling vanaf 21 juni
Vanaf vrijdag 22 februari is Zonnebloemen weer te zien op de vertrouwde plek in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Komende zomer vormt het schilderij het middelpunt van de tentoonstelling Van Gogh en de Zonnebloemen (21 juni tot en met 1 september 2019), waarin het onderzoek en de restauratie worden toegelicht.