Voor het eerst sinds 1882 zijn alle drie de afdrukken van Van Goghs lithografie Koffiedrinkende oude man weer bijeen. Een van de drie was lange tijd zoek, maar werd onlangs herontdekt en kort daarna op een veiling verkocht. De nieuwe eigenaar geeft de litho nu in langdurig bruikleen aan het Van Gogh Museum, om deze op termijn definitief te schenken. Vanaf nu is de presentatie in het museum te zien.
Kijk in artistiek proces
Koffiedrinkende oude man is onderdeel van een reeks litho’s die Van Gogh in het najaar van 1882 in Den Haag heeft gemaakt. De litho in kwestie heeft een totale oplage van drie afdrukken. Twee exemplaren waren al onderdeel van de collectie van het Van Gogh Museum (Vincent van Gogh Stichting), evenals een voorbereidende studie. Van Gogh bewerkte iedere individuele afdruk van Koffiedrinkende oude man ook nog met de hand. De drie litho’s geven samen met de voorbereidende tekening een uniek kijkje in Van Goghs artistieke proces. Zo is bijvoorbeeld goed te zien over welke details hij niet tevreden was.
Hoewel Van Gogh vooral bekend staat om zijn indrukwekkende getekende en geschilderde oeuvre, waagde hij zich gedurende een korte periode tijdens zijn verblijf in Den Haag (1881-1883) ook aan de grafische kunst. Hij koesterde de ambitie om van en voor het volk goedkope prenten te maken, zodat iedereen toegang had tot zijn werk. Hiermee imiteerde hij de door hem aanbeden Engelse prentmakers, van wie in populaire tijdschriften sociaal-geëngageerde zwart-witillustraties verschenen. Van dit plan kwam overigens niets terecht.
In totaal heeft Van Gogh in variërende oplages negen verschillende lithografieën gemaakt: acht in Den Haag, en één in Nuenen (De aardappeleters). Hij gebruikte hiervoor overdrukpapier, een methode waarvan zijn broer Theo hem vanuit Parijs op de hoogte had gesteld. Van Gogh kon zijn tekening direct op dit speciaal behandelde papier maken en hoefde niet rechtstreeks op de moeilijk hanteerbare lithosteen te tekenen, iets wat veel ervaring vereiste. Een professioneel lithograaf zette het beeld vervolgens over op de steen en drukte dit enkele keren af.
Dat Van Gogh in Den Haag volop aan het experimenteren was met grafiek, blijkt ook uit zijn brieven. Van november 1882 tot april 1883 schrijft hij regelmatig aan zijn broer Theo en kunstenaarsvriend Anton van Rappard (1858-1892) over de verschillende litho’s die hij maakt en over zijn waardering voor de techniek. De herkomst van de in bruikleen gegeven litho is bijzonder, omdat Van Gogh deze cadeau deed aan Van Rappard.
Van Goghs meest afgebeelde model
De afgebeelde man met het karakteristieke gezicht en de imposante bakkebaarden is Adrianus Jacobus Zuyderland (1810-1897), een bewoner van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Den Haag. Zuyderland neemt een bijzondere plek in binnen Van Goghs oeuvre, omdat hij de man was die Van Gogh het vaakst van al zijn modellen zou afbeelden. Hij is in talrijke uitvoeringen terug te vinden, in uiteenlopende houdingen en kostuums, uitgerust met een breed scala aan attributen. Op deze litho draagt het ‘diakoniehuismannetje’, door Van Gogh ook wel ‘weesmannetje’ genoemd, het voor de tehuisbewoners zo typerende tenue dat bestaat uit een zwarte lange jas en een hoge hoed. Van Gogh zag in types als Zuyderland een bepaalde echtheid, omdat ze getekend waren door een zwaar leven.
Het Van Gogh Museum heeft van elke litho die Van Gogh maakte meerdere exemplaren in de collectie, maar van geen enkele bezit het museum de complete oplage. Het ontbrekende sluitstuk van de serie Koffiedrinkende oude man werd gekocht door Monique Hageman. Zij is sinds 1986 werkzaam bij het Van Gogh Museum als onderzoeksassistent. Na haar overlijden zal zij haar lithografie nalaten aan het Van Gogh Museum. Dankzij de toegezegde schenking is het voor het eerst dat het Van Gogh Museum een volledige oplage in de collectie heeft, die het museum zal bewaren als nationaal erfgoed.
Het drukken heb ik altijd een mirakel gevonden, een dergelijk mirakel als het tot een aar worden van een korrel graan. Een alledaagsch mirakel – juist omdat het alledaagsch is te grooter, men zaait één teekening op den steen of in de etsplaat en men oogst er eene menigte van.
Vincent van Gogh, brief aan Theo van Gogh, 29 maart-1 april 1883, Den Haag