Vincent van Gogh was 35 toen hij in 1888, vlak voor kerst, zijn linkeroor afsneed. Het was het begin van een onzekere tijd. Ernstige aanvallen volgden, maar waar Vincent precies aan leed bleef onduidelijk. De impact op zijn leven was groot. Hoe ging Vincent om met de onzekerheden van zijn
Droom
Het was Vincents grote droom. Een eigen kunstenaarsgemeenschap in zijn Gele Huis in Arles. Met de komst van schilder en vriend Paul Gauguin in oktober 1888 leek deze droom eindelijk in vervulling te gaan.
De kunstenaars werkten in het begin gebroederlijk naast elkaar, maar de situatie verslechterde al snel. Steeds vaker discussieerden ze over kunst en dat liep soms hoog op. Vincent vond het belangrijk om naar de realiteit te werken. Gauguin schilderde juist uit het hoofd, naar de verbeelding.
Meningsverschil
Het meningsverschil tussen de vrienden is goed terug te zien in deze twee werken. Je kunt ze zien als portretten van de kunstenaars.
In het schilderij De stoel van Gauguin verwijzen de lamp, de kandelaar en het boek naar de nachtelijke droomwereld en daarmee naar de verbeelding. De uien op het schilderij Van Goghs stoel staan voor de natuur, ofwel het schilderen naar de werkelijkheid.
Oor
Op 23 december 1888 kwam het tot een kookpunt tussen de twee. Na een heftige woordenwisseling sneed Vincent, compleet in de war, zijn linkeroor af.
Vincent wikkelde zijn oor in papier en bracht het naar een prostituee in het dorp. Het meisje viel flauw en het hele bordeel was in rep en roer. De politie werd erbij gehaald. Die vonden de kunstenaar de volgende ochtend in zijn huis, in bed. Vincent werd opgenomen in het ziekenhuis en Gauguin vertrok naar
In de plaatselijke krant verscheen een kort bericht over het incident.
Ziekenhuis
Vincent lag nog geen dag in het ziekenhuis toen hij bezoek kreeg van Theo. Die was halsoverkop vanuit Parijs met de trein vertrokken om bij zijn broer te kunnen zijn. Ook vrienden uit Arles kwamen langs: de postbeambte
In het ziekenhuis werd Vincent behandeld door arts-assistent Dr. Félix Rey. Ondanks diens
De hoofdarts van het ziekenhuis stuurde een certificaat met brief naar de burgemeester waarin hij stelde hij ‘dat de heer Vincent aan krankzinnigheid lijdt’. Hij adviseerde Vincent te laten opnemen in een psychiatrische instelling, ‘want de verzorging die deze ongelukkige in onze instelling krijgt, is niet toereikend om hem tot rede te brengen’.
Voorzichtig herstel
Gelukkig kwam het niet zover. Vincent knapte langzaam op en mocht na twee weken naar huis. Daar probeerde hij zo goed als hij kon zijn leven op te pakken en begon hij weer te schilderen. Aan Theo schreef hij: ‘… ik wist niet dat je geestelijk gebroken kon worden en dat dat nadien ook herstelde. '
Vincent van Gogh, Stilleven rond een bord met uien, 1889, Kröller-Müller Museum, Otterlo.
Naast twee zelfportretten met verbonden oor maakte hij ook dit stilleven met uien. Hij schilderde allemaal persoonlijke voorwerpen, zoals zijn pijp en tabak. Daarnaast ligt een envelop van een brief van zijn broer Theo, een lege fles absint en een populair handboek, dat hij raadpleegde voor zelfmedicatie.
Ziek in Arles
Helaas ging het al snel weer mis. Er volgden meer crises en ziekenhuisopnames. Tijdens zijn aanvallen was Vincent compleet in de war en wist hij niet wat hij zei of deed. Dat raakte niet alleen hem, maar ook de mensen om hem heen.
Zijn vrienden en familie waren bezorgd. En zijn buren waren zelfs bang voor hem geworden. Ze startten een petitie om ervoor te zorgen dat Vincent werd opgesloten in een psychiatrische instelling. Hierin verklaarden zij dat hij ‘niet beschikt over zijn geestelijke vermogens, en onderwerp van vrees is voor alle bewoners van de wijk’.
Vincent was hierover erg bedroefd: ‘in elk geval heb ik niemand kwaad gedaan en ik ben voor niemand gevaarlijk,’ vertelde hij dominee Salles.
Vrijwillige opname
Uiteindelijk knapte Vincent op, waardoor een gedwongen opname niet nodig was. Maar hij wist dat het zo niet langer ging. Vincent wilde dolgraag in Arles blijven, maar besefte dat hij het voorlopig niet meer aandurfde om op zichzelf te wonen.
In mei 1889 liet hij zich vrijwillig opnemen in de instelling Saint-Paul-de-Mausolé in Saint-Rémy.
Vincent van Gogh, De tuin van de inrichting, 1889
Een jaar in de inrichting
Samen met dominee Salles arriveerde Vincent op 8 mei 1889 bij de instelling. Hij bleef er uiteindelijk een jaar. ‘Mijnheer Vincent was volmaakt kalm en heeft zelf zijn ziektegeval aan de directeur uitgelegd.’ Dr. Peyron noteerde in het inschrijfregister Vincents gegevens en een diagnose.
Schilderen als remedie
Het ritme en de structuur in de instelling gaven Vincent in eerste instantie rust. Hij richtte een aparte cel in als atelier en als hij zich goed genoeg voelde mocht hij buiten de instelling werken.
Vincents atelier had uitzicht op de tuin van de instelling. Hij werkte er vaak en maakte de prachtigste tekeningen en schilderijen. Soms van de tuin in zijn geheel, soms close-ups van bloemen, planten en allerlei beestjes die hij er tegenkwam.
Het schilderen was de beste remedie tegen zijn psychische aandoening, maar tijdens zijn aanvallen kon en mocht hij niet werken. Dat nietsdoen was voor Vincent ondraaglijk.
Vincent van Gogh, Inrichting Saint-Paul in Saint-Remy-de-Provence, 1889, Musée d’Orsay, Parijs
Vincent van Gogh, Raam in het atelier, 1889
Vincent van Gogh, De tuin van de inrichting, 1889
Vincent van Gogh, Grote nachtpauwoog, 1889
Openhartige brief
In een van de brieven die Vincent in de instelling aan zijn broer schreef was hij heel openhartig over zijn psychische aandoening en hoe hij terugblikte op de moeilijke tijd in Arles:
Aan Theo, Saint-Rémy-de-Provence, c. donderdag 23 mei 1889
‘Nu, de schok was zo hevig dat het me tegenstond om zelfs maar een beweging te maken […]. Momenteel is die afschuw van het leven al minder uitgesproken en de melancholie minder sterk. Maar wilskracht heb ik nog in het geheel niet […].’
Hij schreef ook over de andere mensen in de instelling. In eerste instantie was Vincent bang voor ze. Ze konden soms schreeuwend door de gangen lopen. Maar uiteindelijk bood de aanblik en omgang met deze medepatiënten ook troost en geruststelling.
‘Ik merk bij anderen dat ook zij […] tijdens hun aanvallen vreemde geluiden en stemmen hebben gehoord […]. En dat verzacht de schrik die ik aanvankelijk had voor de aanval die ik heb gehad […]. Als ik geen andere gekken van nabij had gezien, had ik het nooit afgeleerd om er altijd aan te denken.’
Nieuwe 'aanvallen'
De eerste maanden bleven nieuwe aanvallen uit en Vincents hoop op herstel nam toe. Maar in juli ging het weer flink mis. Hij was bezig met het schilderen van een steengroeve toen hij een nieuwe aanval voelde opkomen. Erna volgden meer crises.
De terugkeer van zijn aandoening maakte Vincent bang en onzeker. Zijn hoop op genezing werd de bodem ingeslagen. ‘Dagenlang ben ik volkomen in de war geweest, en het is te verwachten dat die aanvallen in de toekomst weer terug zullen komen, het is VRESELIJK.’
Vincent van Gogh, Ingang van een steengroeve, 1889
Verlangen om te schilderen
In de maanden erna wisselden periodes van crises, herstel en gezondheid elkaar af. Vincent had ‘weinig of geen hoop meer’ dat hij ooit beter werd, maar toch verlangde hij ernaar om te schilderen.
Als hij zich goed genoeg voelde werkte hij dan ook gestaag door. Hij schilderde onder meer deze Pietà, naar een prent van het werk van Delacroix. Misschien identificeerde Vincent zich met de pas gestorven Christus? ‘In het lijden zelf geven godsdienstige gedachten me soms veel troost’, zo schreef hij aan Theo.
Célestin François Nanteuil, Pietà (naar Delacroix), 1848-1852 / Vincent van Gogh, Pietà (naar Delacroix), 1889.
Vincent van Gogh, Dokter Gachet, 1890, privécollectie.
Tijd voor vertrek
In de instelling begon Vincent zich steeds meer gevangen te voelen en hij wilde zo snel mogelijk vertrekken. Na een jaar, in mei 1890 vertrok hij naar Auvers, in het noorden van Frankrijk. Daar was hij dichter bij Theo, die in Parijs woonde. Dr. Gachet uit Auvers werd gevraagd om voor hem te zorgen.
De laatste maanden
De onzekerheid over zijn toekomst en zijn aandoening vielen Vincent zwaar. Hij voelde zich somber en eenzaam. Desondanks was Vincent ongekend productief in Auvers. In zeventig dagen maakte hij zo’n 75 schilderijen en ruim honderd schetsen en tekeningen van het schilderachtige dorpje en de uitgestrekte korenvelden en bossen eromheen.
De natuur gaf hem troost en kracht. En ondanks alle onzekerheden over de toekomst, bleef Vincent geloven in de helende kracht van het schilderen.
In het verhaal ‘Einde van een moeizaam levenspad’ lees je meer over Vincents laatste maanden in Auvers.
Heb je sombere gevoelens of suïcidale gedachten? Praten helpt. Bel 113 Zelfmoordpreventie, 24/7 open, anoniem en vertrouwelijk.