Vincent van Gogh en Paul Gauguin aan Emile Bernard
Waarde vriend Bernard,
Wij hebben dezer dagen hard gewerkt en ondertussen heb ik Le rêve van Zola gelezen, waardoor ik nauwelijks tijd had om te schrijven.
Gauguin interesseert me heel erg als mens – heel erg. Ik heb al sinds lange tijd de indruk dat wij in ons ellendige beroep van schilder de grootste behoefte hebben aan mensen met de handen en de maag van een arbeider. Met een natuurlijker smaak – met een amoureuzer en menslievender temperament dan de decadente en afgeleefde boulevardier in Parijs.
Welnu, hier bevinden wij ons zonder enige twijfel in het gezelschap van een ongerept wezen met de instincten van een wilde. Bij Gauguin gaan instinct en seks boven ambitie. Maar genoeg erover, jij hebt hem langer van dichtbij meegemaakt dan ik, maar ik wilde je in enkele woorden mijn eerste indrukken laten weten.
Verder denk ik niet dat het je heel erg zal verbazen als ik je zeg dat onze gesprekken steeds weer draaien om het geweldige onderwerp van een vereniging van bepaalde schilders. Die vereniging, moet of kan zij een commercieel karakter dragen, ja of nee? Wij hebben nog geen enkel resultaat bereikt en hebben nog helemaal geen voet aan wal gezet op een nieuw continent. Welnu, ik, die een nieuwe wereld voorvoel, ik die stellig geloof in de mogelijkheid van een geweldige herleving van de kunst, die geloof dat die nieuwe kunst de tropen tot vaderland zal hebben –
Ik denk dat wij zelf slechts als tussenpersonen dienen. En dat pas een volgende generatie erin zal slagen in vrede te leven. Enfin, dat alles, onze plichten en onze mogelijkheden om iets te ondernemen kunnen ons alleen maar duidelijk worden door de ervaring zelf.
Ik was een beetje verbaasd dat ik de studies die je me hebt beloofd in ruil voor de mijne, nog niet heb ontvangen.
Nu, wat je zal interesseren – we hebben een paar uitstapjes naar de bordelen gemaakt en waarschijnlijk zullen we daar uiteindelijk vaak gaan werken. Gauguin heeft momenteel een doek onder handen van hetzelfde nachtcafé dat ik ook heb geschilderd, maar met figuren die hij in de bordelen heeft gezien. Het belooft iets moois te worden.
Ik heb twee studies gemaakt van vallende bladeren in een populierenlaan en een derde studie van die laan in zijn geheel, helemaal geel.
Ik verklaar dat ik niet begrijp waarom ik geen figuurstudies maak, terwijl het me theoretisch soms zo moeilijk valt de schilderkunst van de toekomst voor te stellen als iets anders dan een nieuwe reeks van krachtige portretschilders, eenvoudig en begrijpelijk voor heel het grote publiek. Enfin, misschien ga ik binnenkort wel bordelen maken.
Ik laat een bladzijde over voor Gauguin, die je waarschijnlijk ook zal schrijven en in gedachten druk ik je stevig de hand.
t. à t. Vincent
Milliet, de tweede luitenant van de zoeaven, is naar Afrika vertrokken en had graag dat je hem een dezer dagen schreef.
[Vervolgd door Paul Gauguin]
U zou er inderdaad goed aan doen hem te schrijven wat uw plannen zijn, want dan kan hij vooruitgaan om voor u de weg te bereiden.
Mr. Milliet, tweede luitenant van de zouaven, Guelma, Afrika.
Luister niet naar Vincent, zoals u weet heeft hij snel ergens bewondering voor en begrip idem dito. Zijn opvatting over de toekomst van een nieuwe generatie in de tropen lijkt mij als schilder volkomen juist en ik ben nog steeds van plan om daarheen terug te gaan als ik het geld ervoor heb. Wie weet, met een beetje geluk?
Vincent heeft twee studies gemaakt van vallende bladeren in een laan die in mijn kamer hangen en die u heel mooi zou vinden. Op doek van heel grove, maar heel goede jute.
Laat iets van u horen en van alle vrienden.
t. à t.
Paul Gauguin