Aan Theo van Gogh
Zondag middag
Waarde Theo,
Zooals ik U gisteren schreef ben ik naar Leiden geweest. Sien is gisteren nacht bevallen, heeft eene zeer moeielijke verlossing gehad maar is er Goddank evenwel levend af gekomen en een bijzonder aardig klein jongentje ook. Haar moeder en kindje en ik waren zamen er naar toe gegaan – gij kunt denken dat wij in groote spanning waren, niet wetende wat wij hooren zouden toen wij in het gasthuis aan de oppasseres naar haar vroegen.– En ontzettend blijde waren toen wij hoorden: van nacht bevallen..... maar gij moogt niet veel met haar spreken.. Ik zal dat “ge moogt niet veel met haar spreken” niet ligt vergeten want dat was “gij kunt nog met haar spreken”, en het had evengoed kunnen zijn “gij zult haar nooit meer spreken”. Theo ik was zoo gelukkig toen ik haar weer zag en zij lag vlak bij ’t raam dat op den tuin vol zon en groen uitzag, en in een soort dommeling van uitputting tusschen slapen en wakker zijn in, en toen keek zij op en zag ons allen. Ah kerel zij keek zoo en zij was zoo blij ons te zien en dat wij toevallig zoo juist precies 12 uren nadat het gebeurd was daar waren terwijl er maar 1 uur in de week is men hun bezoeken mag. En zij vrolijkte zoo op en was zoo in alle opzigten in een oogenblik bij haar positieven en vroeg naar alles.
Maar wat ik niet genoeg bewonderen kan is het kind, in dit bijzonder opzigt dat, ofschoon het met den forceps is gehaald, niet in ’t minst bezeerd is en in zijn wiegje lag met een soort air van wereldwijsheid. Zij zijn toch knap die dokters. Maar naar de beschrijving was het een critiek geval. Er stonden 5 professors bij toen het gebeurde en men heeft haar bedwelmd met chloroform. Voor dien tijd heeft zij enorm veel uitgestaan omdat het kind vast zat van s’avonds 9 tot half twee. En nu is zij nog zeer pijnlijk. Maar zij vergat alles toen zij ons zag en wist mij zelfs te vertellen dat wij gaauw weer aan het teekenen zouden zijn en ik heb er volstrekt niets op tegen dat haar voorspelling maar heel precies moge uitkomen. Er is geen inscheuring of zoo iets wat in zoo’n geval zoo heel ligt gebeuren kan.
Sapperloot ik ben er zoo dankbaar voor. Alleen de sombere schaduw dreigt nog altijd en meester Albert Durer wist het wel toen hij de dood achter het jonge paar plaatste in die prachtige ets die gij kent. Maar wij willen hopen dat de sombere schaduw maar eene schaduw moge blijven die weer voorbijgaat. Nu Theo, gij weet er alles van, als ik Uwe hulp niet gehad had dan was Sien er waarschijnlijk niet meer. Nog iets – ik had Sien verzocht den professor te vragen haar eens goed te onderzoeken omdat zij dikwijls iets had dat men witten vloed noemt. En hij heeft dat ook gedaan en haar raad gegeven omtrent ’t geen zij te doen had om geheel in orde te komen.
En hij zegt dat zij meer dan eens, vooral bij haar vroegere keelziekte, bij een vroegere miskraam, en dan dezen winter zeer ver weg is geweest om het hoekje om te gaan, dat zij door en door verzwakt is door een leven van onrust en gejaagdheid jaren lang, dat nu zij niet langer dat leven behoeft te leiden zij van zelf teregt kan komen als er niets bij komt, door rust, door versterkende middelen, door zeer veel in de buitenlucht te zijn en door geen zwaar werk te doen.
Als zij uit haar vroegere misère is komt er dan een heele nieuwe periode in haar leven en krijgt zij haar lente, die voorbij is en die maar bar was, wel niet terug maar haar st Jansschot kan des te frisscher zijn. Gij weet wel hoe de boomen in ’t midden van den zomer als de grootste hitte voorbij is op nieuw frissche jonge scheuten maken, een nieuwe jonge laag groen over het oude verweerde heen.
Ik zit U te schrijven bij de moeder van Sien, bij een raam dat op een soort hofje uitziet. Dat heb ik tweemaal geteekend, eens in ’t groot en eens kleiner. C.M. heeft die twee en dat waren die, vooral de groote, waar Rappard schik in had. Ik zou gaarne hebben gij ze eens zaagt als gij bij C.M. komt want ik wou wel weten wat gij vooral van de grootste denkt. Wanneer komt gij?.
Ik verlang erg naar U. Nu broer, gij hebt het op Uw geweten dat ik van daag zoo gelukkig ben dat ik er van geschreid heb. Dank voor alles kerel, en geloof me met een handdruk in gedachten
t. à. t.
Vincent