Aan Theo van Gogh
Ik geef U de vrijheid om aan Mauve omtrent den inhoud van dezen brief te zeggen wat gij wilt, doch verder hoeft het niet te gaan.
Waarde Theo,
Heden ben ik Mauve tegengekomen en heb een zeer betreurenswaardig gesprek met hem gehad waarbij het mij duidelijk is geworden dat Mauve & ik voor altijd gescheiden zijn. Mauve is zoo ver gegaan dat hij het niet kan terugnemen, althans zeker niet zou willen. Mijn verzoek aan hem was dat hij mijn werk zou komen zien en daarna spreken over de zaken. Mauve weigerde dat volstrekt, “Naar U toekomen doe ik zeker niet, het is glad uit”.–
Eindelijk zeide hij “gij hebt een venijnig karakter”. Toen draaide ik mij om – het was in de duinen en ik ben alleen naar huis gewandeld.
Mauve neemt het mij kwalijk dat ik gezegd heb, ik ben artist – ’t welk ik niet terug neem omdat het van zelf spreekt dat dat woord in zich sluit de beteekenis van altijd zoeken zonder ooit volmaakt te vinden. Het is juist het tegenovergestelde van te zeggen “ik weet het al, ik heb het al gevonden”. Dat woord beteekent voor zoover ik weet “ik zoek, ik jaag er naar, ik ben er met mijn hart bij”.– Ik heb toch ooren aan het hoofd Theo – als iemand zegt “gij hebt een venijnig karakter”, wat moet ik dan doen. Ik keerde mij om en ging alleen terug maar met veel droefheid in het hart dat Mauve mij dat heeft durven zeggen. Ik zal hem niet vragen mij zulks te verklaren, ik zal mij niet verontschuldigen evenmin.
En toch – en toch – en toch.– Ik wenschte dat Mauve berouw had daarover. Men verdenkt mij van iets... het is in de lucht... er steekt iets achter mij.. Vincent houdt iets achterbaks dat het licht niet zien mag.. Welnu heeren, ik zal het U zeggen, gij lieden die dan prijs stelt op vormen en beschaving en dat teregt mits het echt spul zij, wat is beschaafder, fijngevoeliger, mannelijker, eene vrouw te verlaten of eene verlatene zich aan te trekken.–
Ik heb dezen winter ontmoet eene zwangere vrouw, verlaten door den man wiens kind zij in t’lijf droeg.
Eene zwangere vrouw die in den winter op straat zwierf – haar brood moest verdienen, gij weet wel hoe.–
Ik heb die vrouw genomen voor model en met haar gewerkt den heelen winter. Ik kon haar het volle daggeld van een model niet geven maar dat neemt niet weg dat ik haar huur betaald heb en dat ik haar en haar kind voor honger en koude goddank heb kunnen bewaren tot dusverre door mijn eigen brood met haar te deelen. Toen ik die vrouw ontmoette viel mijn oog op haar omdat zij er ziek uitzag.
Ik heb haar baden laten gebruiken en versterkende middelen zooveel ik vermogt, zij is veel gezonder geworden. Ik ben met haar naar Leiden geweest alwaar een gesticht is voor kraamvrouwen waar zij haar kraam zal uitleggen. ’t was geen wonder zij ziekelijk was, ’t kind zat verkeerd en zij heeft eene operatie moeten ondergaan, n.l. dat het kind met den forceps is moeten gekeerd worden. Er is evenwel veel kans zij er toch nog goed doorkomt. In Junij moet zij bevallen.
Het komt mij voor dat ieder man die het leer van zijn schoenen waard is wanneer hij voor zoo’n geval stond hetzelfde zou hebben gedaan. Ik vind hetgeen ik deed zoo eenvoudig en van zelf sprekend dat ik meende zulks voor mij zelven te kunnen houden. Het poseeren viel haar moeielijk, evenwel zij heeft het geleerd, ik ben gevorderd in mijn teekenen door dat ik goed model gehad heb. Die vrouw is nu aan mij gehecht als een tamme duif – ik voor mij kan maar eens trouwen en wanneer zal ik het beter kunnen doen dan met haar omdat ik daardoor alleen haar verder helpen kan en anders zij door gebrek weer den zelfden weg zou uitmoeten die uitkomt op een afgrond. Zij heeft geen geld doch zij helpt mij geld verdienen in mijn werk. Ik ben vol lust en ambitie voor mijn vak en werk, is het dat ik schilderen en aquarelleeren voor een tijd daarliet, ’t is omdat ik te zeer geschokt ben door dat Mauve mij verliet, en kwam hij waarachtig daarop terug ik zou op nieuw met courage beginnen. Nu kan ik geen penseel zien, het maakt mij zenuwachtig.
Ik heb geschreven: Theo kunt gij mij inlichting geven omtrent de houding van Mauve – misschien geeft dezen brief U licht. Gij zijt mijn broer, het is natuurlijk ik met U over privé dingen spreek maar iemand die mij zegt, ge hebt een venijnig karakter, met dien spreek ik dan op dat moment niet verder.
Ik kon niet anders, ik deed wat de hand vond om te doen, ik werkte. Ik meende men zou mij begrepen hebben zonder woorden. Ik dacht wel aan eene andere vrouw voor wie mijn hart klopte – doch die was van verre en wilde mij niet zien en deze – zij liep daar ziek, zwanger, hongerig – in den winter. Ik kon niet anders. Mauve, Theo, Tersteeg, gij lieden hebt mijn brood in handen, zult ge mij broodeloos maken of mij den rug toedraaien – ik heb nu gesproken en wacht af ’t geen mij verder gezegd zal worden.
Vincent
Ik stuur U een paar studies omdat gij misschien daaruit zien zult dat zij mij door te poseeren terdeeg helpt.
Mijn teekeningen zijn “van mijn model & mij”.
Die met de witte muts is haar moeder.
Aangezien ik echter over een jaar, als ik waarschijnlijk heel anders zal werken, op de studies welke ik nu maak zoo conscientieus als ik maar kan mij moet baseeren, zou ik deze drie althans wel weer terug willen hebben. Gij ziet dat ze met zorg gemaakt zijn. Heb ik later een interieur of een wachtkamer of zooiets dan komen deze mij te pas omdat ik alsdan ze moet raadplegen voor de details.
Doch ik dacht dat het misschien goed was gij op de hoogte waart van hoe ik mijn tijd besteed. Die studies brengen mee dat zij ietwat droog gedaan zijn, had ik hier op effekt gewerkt zij zouden mij later minder nuttig zijn.
Doch ik denk gij zult dit zelf wel vatten. Het papier dat ik eigentlijk t’liefst zou hebben is hetgeen waarop dat voorovergebogene vrouwenfiguur geteekend is doch indien mogelijk van de kleur van ongebleekt linnen. Ik heb er niets meer van van die dikte, ik geloof men noemt het dubbel Ingres. Ik kan er hier niets meer van krijgen. Als gij ziet hoe die teekening gedaan is begrijpt gij dat het dunne ’t moeielijk kan doorstaan. Ik had er nog een klein figuurtje in zwart merinos willen bijdoen doch kan ’t niet rollen. De stoel bij het groote figuur is niet afgewerkt omdat ik daar een ouden eikenhouten stoel op wil brengen.